
Jurisprudentie
BG9255
Datum uitspraak2008-12-30
Datum gepubliceerd2009-01-09
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 08/2033
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-09
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 08/2033
Statusgepubliceerd
Indicatie
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen nieuwe aanslag bouwleges naar aanleiding van compromis over de hoogte van de bouwkosten in een eerdere procedure. Het bezwaar is door verweerder ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De nieuwe aanslag is een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen bezwaar kon worden gemaakt. Het beroep is om die reden gegrond en de uitspraak op bezwaar wordt vernietigd. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en het bezwaar alsnog ongegrond verklaard. Het compromis in de eerdere procedure is bindend voor partijen en daarmee is een einde gekomen aan het geschil. Daarvan kan slechts worden afgeweken, indien eiseres niet kan worden verweten dat bij haar onduidelijkheid bestond over de reikwijdte van het ter zitting gesloten compromis en de uitvoering die verweerder daaraan heeft gegeven. Daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken.
Uitspraak
RECHTBANK ‘S-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/2033
Uitspraakdatum: 30 december 2008
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiseres] B.V., gevestigd te [plaats], eiseres,
gemachtigde [gemachtigde],
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft op 6 mei 2008 aan eiseres een brief gezonden. In deze brief heeft verweerder, naar aanleiding van het tijdens de zitting van deze rechtbank van 24 april 2008 in de zaak met zaaknummer AWB 06/4165 gesloten compromis, de aanslag bouwleges, met aanslagnummer [aanslagnummer], verlaagd met een bedrag van € 7.863,60, van € 21.191,60 tot € 13.328,00. Hiertegen heeft eiseres op 6 mei 2008 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 juni 2008 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen deze uitspraak bij brief van 13 juni 2008, ontvangen bij de rechtbank op 16 juni 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2008. Namens eiseres is verschenen [...], bijgestaan door de gemachtigde van eiseres, [gemachtigde]. Namens verweerder zijn verschenen [...] en [...].
2. Feiten
Verweerder heeft aan eiseres, ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag om een bouwvergunning voor het bouwen van een kantoor en een bedrijfsgebouw, gelegen aan het adres [adres] te [plaats], een aanslag bouwleges opgelegd. Deze aanslag met dagtekening 25 april 2006 (aanslagnummer [aanslagnummer]), ter uitvoering van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2005 (hierna: Legesverordening 2005) van de gemeente [gemeente], is opgelegd tot een bedrag van in totaal € 21.306,60, bestaande uit een bedrag van € 21.191,60 voor de kosten van de aanvraag en een bedrag van € 115,00 voor de kosten vrijstelling bestemmingsplan. De aanslag bouwleges was gebaseerd op een bedrag aan bouwkosten van € 1.199.475,00. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 augustus 2006 de aanslag gehandhaafd, waarna eiseres tegen deze uitspraak beroep heeft ingesteld.
Op 24 april 2008 is dit beroep, geregistreerd onder zaaknummer AWB 06/4165, behandeld ter zitting van deze rechtbank. Tijdens deze zitting zijn partijen tot het volgende compromis gekomen.
- De bouwkosten voor de bedrijfshal met inpandig bedrijfskantoor, gelegen aan het adres [adres] te [plaats], moeten naar het oordeel van partijen nader worden vastgesteld op € 708.000,00. Verweerder zal de op deze bouwkosten gebaseerde aanslag leges dienovereenkomstig corrigeren;
- Verweerders gemeente vergoedt aan eiseres de proceskosten ten bedrage van € 644,00;
- Verweerders gemeente vergoedt aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00;
- Eiseres trekt het beroep in.
Naar aanleiding van dit gesloten compromis heeft verweerder eiseres bij brief van 6 mei 2008 medegedeeld de aanslag bouwleges met aanslagnummer [aanslagnummer] te verminderen met € 7.863,60, van € 21.191,60 tot € 13.328,00. Aangezien eiseres het oorspronkelijk bedrag van € 21.191,60 (betreffende de kosten aanvraag bouwvergunning) reeds had voldaan, heeft verweerder het bovengenoemd verschil van € 7.863,60, vermeerderd met de rente over de periode oktober 2006 tot en met mei 2008 tezamen met de proceskosten en griffierechten, overgemaakt naar de rekening van eiseres.
3. Geschil
Eiseres concludeert primair tot gegrondverklaring van het beroep. In de visie van eiseres is in beroep met zaaknummer AWB 06/4165, waarin voormeld compromis is bereikt, enkel de hoogte van de bouwkosten in geschil geweest en niet de wijze van berekening van de aanslag bouwleges. Nu verweerder bij brief/besluit van 6 mei 2008 op grond van het bereikte compromis alsnog aan eiseres een nieuwe aanslag bouwleges heeft kenbaar gemaakt, staat het eiseres vrij om daartegen opnieuw bezwaar te maken. Verweerder heeft derhalve het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt, onder verwijzing naar de gronden van bezwaar, dat uit rubriek 17, sub 2, van de Tarieventabel die behoort bij de Legesverordening 2005 van verweerders gemeente volgt dat, uitgaande van de bij het compromis vastgestelde bouwkosten van € 708.000, de aanslag bouwleges enkel moet worden vastgesteld over het meerbedrag dat de bouwkosten van € 500.000,00 te boven gaat. Volgens eiseres heeft verweerder een onjuiste toepassing gegeven aan de Tarieventabel.
Verweerder concludeert primair tot ongegrondverklaring van het beroep. Volgens verweerder kan de brief van 6 mei 2008 niet aangemerkt worden als een beschikking waartegen opnieuw bezwaar kan worden gemaakt. De brief van 6 mei 2008 is slechts te zien als een logisch gevolg van het ter zitting van 24 april 2008 van deze rechtbank gesloten compromis en bevat slechts informatie over de hoogte van het aan eiseres terug te betalen bedrag. Het door eiseres ingediende bezwaar van 6 juni 2008 kan alleen maar gezien worden als een “nieuw” bezwaar tegen de aanslag van 25 april 2006. Het bezwaar is niet-tijdig ingediend, zodat dit bezwaar vanwege termijnoverschrijding terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Subsidiair heeft verweerder aangevoerd dat, voor zover al inhoudelijk op het bezwaar van eiseres dient te worden ingegaan, eiseres niet wordt gevolgd in haar uitleg dat op grond van de redactie van rubriek 17, sub 2, van de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2005 slechts bouwleges is verschuldigd over het ‘meerbedrag’ waarmee die bouwkosten € 500.000,00 te boven gaan. Die uitleg berust op een onjuiste lezing van de Tarieventabel en een dergelijke uitleg zou tot gevolg hebben dat de heffing van bouwleges in verweerders gemeente in strijd zou zijn met de wet en zou leiden tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing, aldus verweerder.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waaronder het verhandelde ter zitting.
4. Beoordeling van het geschil
De rechtbank ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of de brief van verweerder van 6 mei 2008 dient te worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt verstaan onder een besluit, waartegen op grond van artikel 7:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:1, eerste lid, van de Awb bezwaar kan worden gemaakt, een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor aangehaalde schrijven van 6 mei 2008 dient te worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat dit schrijven louter te zien is als eens schrijven van informatieve aard. Daartoe overweegt de rechtbank dat in de brief van 6 mei 2008 verweerder aan eiseres heeft medegedeeld dat op grond van het ter zitting van 24 april 2008 bij de rechtbank bereikte compromis uit dient te worden gegaan van een bedrag van € 708.000,00 aan bouwkosten. Verweerder heeft vervolgens, op grond van de in verweerders gemeente gehanteerde Tarieventabel, een nieuwe berekening gemaakt van de door eiseres verschuldigde bouwleges, gebaseerd op die bouwkosten en aan eiseres deze gecorrigeerde aanslag bouwleges opgelegd, waarna het positieve verschil ten opzichte van de eerdere aanslag tezamen met rentevergoeding, vergoeding griffierecht en proceskosten is overgemaakt naar eiseres. Het schrijven van 6 mei 2008 is derhalve op rechtsgevolg gericht. Immers, de hoogte van de bouwleges vloeit voort uit de brief van 6 mei 2008 en niet uit het ter zitting van 24 april 2008 bereikte compromis dat de bouwleges dienovereenkomstig worden gecorrigeerd. De rechtbank acht het tevens van belang dat tegen de wijze van bepalen van de hoogte van de leges, nadat een compromis is gesloten tussen partijen, in beginsel een rechtsgang open dient te staan. Een andere opvatting zou immers tot gevolg kunnen hebben dat, indien verweerder tot een onjuiste vaststelling komt, de wederpartij tegen deze vaststelling nimmer zou kunnen opkomen. Dat het schrijven niet van een rechtsmiddelenclausule is voorzien, heeft naar het oordeel van de rechtbank niet tot gevolg dat van een besluit geen sprake is.
Het vorenstaande leidt de rechtbank reeds tot het oordeel dat verweerder het door eiseres op 6 mei 2008 (en derhalve tijdig tegen het besluit van 6 mei 2008) ingediende bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is derhalve in zoverre gegrond en de bestreden uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking.
Onder verwijzing naar vaste rechtspraak, onder meer het arrest van de Hoge Raad van 9 juni 2006 (nr. 41130, BB 2006/290), welke rechtspraak de rechtbank ook van toepassing acht op onderhavig geschil, overweegt de rechtbank dat, voor zover hier van belang, indien de heffingsambtenaar de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar heeft uitgesproken en de rechtbank die uitspraak op bezwaar vernietigt, de rechtbank in de regel met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de heffingsambtenaar dient op te dragen opnieuw op bezwaar te beslissen. Van die regel kan worden afgeweken indien daartoe grond bestaat, bijvoorbeeld indien partijen aandringen op een inhoudelijke beoordeling van het geschil door de rechter, of indien duidelijk is dat belanghebbende niet wordt benadeeld doordat de rechtbank zelf in de zaak voorziet.
De rechtbank ziet op grond van de omstandigheden in dit geval aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Daarbij acht de rechtbank van belang dat partijen desgevraagd uitdrukkelijk ter zitting hebben aangegeven geen terugverwijzing te wensen en zich evenmin hebben beperkt tot de ontvankelijkheidskwestie, maar ook inhoudelijk een standpunt hebben ingenomen in het geval dat de rechtbank overgaat tot een inhoudelijke behandeling van de zaak.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een compromis hebben gesloten omtrent de hoogte van de bouwkosten. Zij verschillen echter van mening over de vraag of verweerder naar aanleiding van het compromis een juiste toepassing heeft gegeven aan de Tarieventabel, zoals die is opgenomen in de Legesverordening 2005.
In zijn arrest van 25 december 1992 (nr. 28 717, LJN: ZC5181), dat de rechtbank ook van toepassing acht op deze zaak, heeft de Hoge raad onder rechtsoverweging 3.4 overwogen dat sprake is van een compromis indien partijen een overeenkomst hebben gesloten waarbij zij ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen partijen rechtens vast geldt, een vaststelling aanvaarden, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken.
De rechtbank overweegt, in het licht van het voorgaande arrest, dat het compromis dat partijen ter zitting van 24 april 2008 hebben gesloten, wat er ook zij van de inhoud van het tussen partijen tot stand gekomen compromis, bindend is voor partijen en dat daarmee een einde is gekomen aan het geschil. Daarvan kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden afgeweken, indien eiseres niet kan worden verweten dat bij haar onduidelijkheid bestond over de reikwijdte van het ter zitting gesloten compromis en de uitvoering die verweerder daaraan heeft gegeven. Eiseres heeft aangevoerd dat er onduidelijkheid bestaat over de juiste uitleg van de Tarieventabel. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt. Tijdens de eerdere procedure heeft eiseres geen grieven naar voren gebracht omtrent de – naar haar zeggen – onjuiste toepassing van de Tarieventabel door verweerder, terwijl ook in die procedure de legesheffing gebaseerd was op dezelfde Tarieventabel. Niet is gebleken dat eiseres op enig moment in de vorige procedure die uiteindelijk heeft geleid tot het compromis grieven naar voren heeft gebracht ten aanzien van de Tarieventabel en evenmin is gebleken dat eiseres bij het sluiten van het compromis ter zitting van 24 april 2008 een voorbehoud op dit onderdeel heeft gemaakt. De rechtbank leidt daar uit af dat de toepassing van de Tarieventabel niet aan te merken is als een onduidelijkheid in de hiervoor bedoelde zin.
Dat eiseres ter zitting heeft aangevoerd dat zij niet eerder de grief over de onjuiste toepassing van de Tarieventabel naar voren heeft kunnen brengen, omdat zij eerst in de beroepsfase in de vorige procedure professionele rechtsbijstand heeft ingeroepen, maakt het vorenstaande niet anders. Het later inroepen van een professionele rechtsbijstandverlener dient voor rekening en risico van eiseres te blijven. Bovendien hecht de rechtbank ook waarde aan het feit dat in het belastingrecht, anders dan in het algemeen bestuursrecht, tot aan het moment van de behandeling ter zitting procespartijen nadere gronden kunnen aanvoeren dan wel een andere onderbouwing van hun standpunten naar voren kunnen brengen. Het had derhalve op de weg gelegen van (de gemachtigde van) eiseres, alvorens over te gaan tot het sluiten van het compromis op 24 april 2008, zich er van te vergewissen of bij haar nog onduidelijkheid bestond over de reikwijdte van dat compromis.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid van de Awb het bezwaar van eiseres alsnog ongegrond zal verklaren en zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,00 en een wegingsfactor 1).
De rechtbank ziet tevens aanleiding te bepalen dat de gemeente [gemeente], eiseres het door haar betaalde griffierecht dient te vergoeden.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 6 mei 2008 ongegrond;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 644,00;
- wijst de gemeente [gemeente] aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden;
- gelast de gemeente [gemeente] eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 30 december 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. L.C. Michon, rechter, in tegenwoordigheid van drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier.
De griffier is buiten staat de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ te ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Partijen kunnen ook beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Dit is echter alleen mogelijk indien de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.